Volgens de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, de DSM 5, is sprake van hoarding als voldaan wordt aan de volgende zes criteria:
  • Er is hardnekkig veel moeite of onvermogen om spullen weg te doen of weg te gooien, ongeacht hun (economische) waarde
  • Dit onvermogen komt voort uit sterke drang om spullen te bewaren en/of stress die verbonden is met het loslaten van spullen
  • De symptomen resulteren in de vermeerdering of opeenstapeling van een grote hoeveelheid spullen die de woongedeelten vullen, zodanig dat deze niet meer normaal gebruikt kunnen worden. Als de woonruimte nog geordend en/of leefbaar is, komt dat alleen door inspanning of ingrijpen van derden (zoals familie, schoonmakers of autoriteiten)
  • De symptomen zorgen voor significante stress en/of beperkingen in sociaal opzicht, gebruiksdoeleinden van de woning, of andere belangrijke gebieden van normaal functioneren, inclusief het creëren van een veilige omgeving voor zichzelf en anderen
  • De hoarding symptomen zijn niet ontstaan door een medische aandoening als (niet-aangeboren) hersenletsel of cerebrovasculaire ziekte
  • De symptomen van hoarding zijn niet uitsluitend verbonden aan de symptomen van andere psychische stoornissen, zoals obsessief-compulsieve stoornis, zware depressies, schizofrenie of andere psychotische stoornissen, cognitieve tekortkomingen bij dementie, autisme of het Prader-Willi syndroom
Een eenvoudige manier om een hoarding situatie te omschrijven komt van de Britse Dr Satwant Singh en Dr Colin Jones:
“Door het verzamelen en bewaren van spullen is je huis niet langer bruikbaar zoals bedoeld: de slaapkamer is niet meer bruikbaar om in te slapen, in de keuken kan niet meer worden gekookt en de ruimte is niet langer ‘van jou’. Het is begrijpelijk dat je spullen belangrijk voor je zijn, maar je woonruimte is niet langer geschikt voor de oorspronkelijke doelen.”