Juridische aspecten van door de gemeente op te leggen herstelsancties

Aan een gemeente zijn wettelijke taken en bevoegdheden toebedeeld op het gebied van: sociale zorg, armoedebestrijding, gezondheid, (brand)veiligheid, voorkomen en bestrijden van overlast.

Een gemeente is zodoende vanuit meer dan één invalshoek betrokken bij het fenomeen ‘hoarding disorder’. Een overvolle woning of een ernstig vervuilde woning hoeft uiteraard niet per sé het gevolg te zijn van hoarding disorder.

“De woning van een dwangmatige verzamelaar kan zo overvol raken, dat er geen ruimte voor normale bewoning overblijft. Verzamelstoornis veroorzaakt leed bij de verzamelaar en wordt geassocieerd met verschillende gezondheidsrisico’s, slecht functioneren, economische lasten en nadelige gevolgen voor familie en vrienden” (omschrijving van hoarding op Wikipedia).

Bij hoarding disorder kan sprake zijn van overtredingen van de Woningwet en het Bouwbesluit. Maar dat hoeft niet per definitie zo te zijn. Voor de handhaving van de Woningwet en Bouwbesluit is het college van burgemeester en wethouders het bevoegde gezag. Het college heeft taken en bevoegdheden om overtredingen ten aanzien van veiligheid, gezondheid en/of overlast doen beëindigen. Dat kan door het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen. In deze bijdrage worden de juridische aspecten van deze maatregelen belicht.

Handhavend optreden in situaties waarin hoarding disorder gepaard gaat met overtredingen van wet- en regelgeving vraagt om een specifieke benadering. In dit verband twee opmerkingen vooraf.

a.      In situaties van hoarding disorder gaat het in de meeste gevallen niet om ‘rationeel denkende overtreders’. Daarom zouden interventies zowel ‘taakgericht’ als ‘mensgericht’ moeten worden uitgevoerd. Een louter taakgerichte aanpak door de gemeente met het opleggen van herstelsancties blijkt niet de beste aanpak te zijn. Gemeentelijke toezichthouders/handhavers doen er goed aan om bij de uitvoering van de gemeentelijke handhavingstaken afstemming te zoeken met andere betrokken instanties/disciplines/personen. Kortom: de kracht zit in samenwerking.

b.      Bevoegde overheden en handhavinginstanties in Nederland hebben zich geconformeerd aan de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS). Gemeenten hebben deze als beleidsregel vastgesteld. In de beleidsregel is vastgelegd hoe de gemeenten in handhavingssituaties omgaan met hun beslisruimte ten aanzien van het afwegen van belangen, het vaststellen van feiten, en toepassen van interventies. Bestuursorganen hoeven dit niet per geval te bepalen. Wanneer in een besluit van een beleidsregel wordt afgeweken moet dit gemotiveerd te worden in het besluit. De LHS is niet specifiek toegesneden op hoarding-situaties (daarover verderop in deze bijdrage meer). Er zijn wel belangrijke aanwijzingen in opgenomen. Bijvoorbeeld in paragraaf 2.2 van de LHS: “Handhavers wegen de ernst van de bevinding, het gedrag van de normadressaat en de feiten en omstandigheden van de situatie. Handhavers bepalen vervolgens welke interventie in het specifieke geval passend is. Dit vereist professionaliteit en vakmanschap”.

In deze bijdrage worden de hoofdlijnen belicht van de volgende aspecten: overtredingen waartegen handhavend kan worden opgetreden, bevoegdheden van toezichthouders, het binnentreden van een woning zonder toestemming, een last onder bestuursdwang, het afvoeren en  bewaren van spullen, verhalen van kosten van bestuursdwang, de Interventiematrix Landelijke Handhavingstrategie en Clutter Image Rating Scale.

 

Soms kan er sprake zijn van een situatie waarin voor de handhaving van de openbare orde onmiddellijk moet worden opgetreden. In zo’n situatie heeft de burgemeester op basis van artikel 172 van de Gemeentewet bevoegdheden. Bijvoorbeeld wanneer er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat iemand een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. In het kader van deze bijdrage worden deze situaties niet behandeld. In deze bijdrage wordt ook niet ingegaan op het afvoeren en opslaan van inboedels bij woningontruimingen en huisuitzettingen als gevolg van huurachterstand. Voor deze situatie gelden andere regels. Ook de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang worden hieronder niet behandeld. Wanneer men de persoon die aan hoarding disorder lijdt (de patiënt c.q. overtreder) centraal stelt dan hebben de verschillende wetten die hieronder wél en niet aan de orde komen uiteraard veel raakvlakken. Daarom wordt in deze bijdrage een multidisciplinaire afstemming voorgestaan waarbij betrokken instanties/disciplines/personen hun acties bij het wel of niet toepassen van de verschillende interventies zoveel mogelijk op elkaar afstemmen.

Het kan niet anders dan dat in een juridische bijdrage wet- en regelgeving wordt aangehaald. Hiernaar wordt veelvuldig verwezen. Voor de leesbaarheid zijn de meest relevante wetteksten opgenomen in bijlage 1. Ook de moeite waard om te raadplegen en sommige wetteksten lezen echt als een roman.

1.      Overtredingen

Verzamelstoornis kan voor de bewoner(s) van een pand, de gebruiker(s) van een perceel en voor omwonenden leiden tot een situatie waarin sprake is van gevaar voor de gezondheid of veiligheid of van overlast. Of dat inderdaad het geval is moet objectief worden vastgesteld door daarvoor aangewezen en gespecialiseerde toezichthouders.

Van overtredingen van de Woningwet en/of Bouwbesluit die samen kunnen hangen met hoarding disorder is sprake in de volgende situaties.

1.      Belemmering van de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en hulpverlening bij brand:

a.      melding en alarmering (ontbreken of niet functioneren van verplichte rookmelders);

b.      mogelijkheden voor brandbestrijding;

c.      het gebruik van vluchtmogelijkheden;

d.     het redden van personen of dieren.

2.      Een zodanige zindelijke staat die hinder en/of gevaar voor de veiligheid of gezondheid van personen oplevert.

3.      Het veroorzaken van gevaar, gezondheidsrisico’s of overlast door:

a.      brandgevaarlijke stoffen of installaties;

b.      geluid/trillingen;

c.      het verspreiden van vocht, stof, rook, roet, walm;

d.     schadelijk of hinderlijk gedierte;

e.      verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein;

f.       instorten van bouwwerken en omvallen van goederen.

Voorbeeld ernstig vervuilde woning met schimmels op de muren

Relevante artikelen in de Woningwet en in het Bouwbesluit zijn:

·        artikel 1a Woningwet

·        artikel 7.10, 7.16, 7.21 en 7.22 van het Bouwbesluit.

2.      Bevoegdheden toezichthouder

Een aangewezen toezichthouder beschikt over wettelijke bevoegdheden om zijn taken uit te voeren. Deze bevoegdheden zijn geregeld in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Enkele relevante bevoegdheden:

a.      Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

b.      Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.

c.      Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

d.     Een toezichthouder is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.

e.      Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

f.       Zo nodig verschaft een toezichthouder zich toegang met behulp van de sterke arm (de politie).

 

 Zonder toestemming binnentreden van een woning

Het binnentreden van een woning voor controle of voor het uitvoeren van bestuursdwang zonder toestemming van een bewoner mag niet zomaar.

a.      Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist. De burgemeester is bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden in een woning gelegen binnen zijn gemeente voor andere doeleinden dan strafvordering. Bij hoarding-situaties is daarom meestal een machtiging van de burgemeester vereist. De burgemeester moet terughoudend zijn met het geven van een machtiging. De burgemeester gaat daartoe slechts over, indien het doel waartoe wordt binnengetreden het binnentreden zonder toestemming van de bewoner redelijkerwijs vereist.

b.      De machtiging wordt zo mogelijk getoond aan de bewoner/rechthebbende.

c.      Een schriftelijke machtiging als bedoeld in het eerste lid is niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.

d.     Het begrip ‘woning’ moet ruim worden geïnterpreteerd. Wanneer een ruimte wordt gebruikt voor bewoning, dan gaat het al gauw om een woning. Hierbij kan ook worden gedacht aan een camper, tuinhuisje, schuur of vaartuig waarin wordt gewoond.

e.      Zowel de politie als deskundigen mogen een toezichthouder vergezellen bij het binnentreden. Wanneer deze deskundigen zelf niet zijn aangewezen als toezichthouder beschikken zij niet zelf over toezichtbevoegdheden en kunnen zij ook zelf geen medewerking verlangen/afdwingen.

f.       De toezichthouder moet zich altijd legitimeren bij het betreden van een woning, ook zonder dat daarom wordt gevraagd.

g.      Het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner is geregeld in de Algemene wet op het binnentreden.

3.      Last onder bestuursdwang

Wanneer sprake is van een overtreding van de Woningwet en/of Bouwbesluit kan de gemeente door middel van het toepassen van bestuursdwang een woning gedeeltelijk of geheel ontruimen.

a.      Een deugdelijk opgestelde rapportage door een bevoegd toezichthouder is een eerste vereiste om bestuursdwang in te zetten. Ook een deskundige die geen toezichthouder is kan een rapportage opstellen. Hierin moet op een duidelijk worden gemaakt dat er sprake is van een zodanige overtreding dat handhavend moet worden opgetreden.

b.      Wanneer het besluit berust op een onderzoek dat door een adviseur (geen toezichthouder) dan moet het bestuursorgaan zich er van te vergewissen dat het onderzoek van de deskundige op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht).

c.      In principe zou de overtreder voordat het besluit tot het opleggen van de last onder bestuursdwang ook in de gelegenheid moeten worden gesteld zien zienswijze kenbaar te maken naar aanleiding van een ‘voornemen tot het opleggen van de last onder bestuursdwang’. Dat is geregeld in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van deze bepaling is een bestuursorgaan verplicht, voordat het een besluit neemt dat een persoon niet heeft aangevraagd en waartegen die naar alle waarschijnlijkheid bedenkingen zal hebben, die persoon uit te nodigen een zienswijze tegen het voorgenomen besluit in te dienen. Het bestuursorgaan kan de mogelijkheid van de zienswijze achterwege laten voor zover:

a.      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

b.      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, of

c.      het met de beschikking beoogde doel slechts kan worden bereikt indien de belanghebbende daarvan niet reeds tevoren in kennis is gesteld.

d.     In principe moet de overtreder zelf in de gelegenheid worden gesteld de overtreding te beëindigen binnen een redelijke termijn (de zogenaamde begunstigingstermijn). Hiervan kan worden afgeweken in situaties van:

·        spoedeisende situaties (geen begunstigingstermijn, wel een voorafgaand besluit);

·        zeer spoedeisende situaties (geen begunstigingstermijn en besluit pas achteraf).

Bij hoarding disorder kan sprake zijn van een spoedeisende of zeer spoedeisende situatie. Uiteraard moet dat wel in het besluit goed worden gemotiveerd. De bestuursrechter kan in (hoger)beroep zo’n besluit onderuithalen, bijvoorbeeld wanneer het bestuursorgaan zelf eerst lang heeft getreuzeld en vervolgens de overtreder confronteert met een (zeer) spoedeisend bestuursdwangbesluit. Voorbeelden van situaties waarin terecht (zeer) spoedeisend bestuursdwang werd toegepast zijn: acuut gevaar voor de bewoner van een pand vanwege de bouwvallige staat van het pand, lekkende vaten met een gevaarlijke stof, acuut brandgevaar vanwege gebrekkige elektrische installaties/apparatuur.

e.      Het besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doeltreffendheid.

·        Proportionaliteit: de inbreuk moet in verhouding staan met het geschonden belang, dat wil zeggen: ernst en spoedeisendheid van de overtreding.

·        Subsidiariteit en doeltreffendheid: de inbreuk moet de beste manier zijn om het doel (het opheffen van de overtreding) te bereiken. Gekozen moet worden voor de minst belastende maatregel (voor de overtreder). Dus niet het hele huis leeghalen als het weghalen van een deel van de spullen ook toereikend is om de overtredingen te beëindigen.

f.       Wettelijke basis voor het toepassen van bestuursdwang:

·        Artikel 125 van de Gemeentewet

·        Afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

4.      Afvoeren en bewaren van spullen

Met toepassing van bestuursdwang kan het bestuursorgaan zaken afvoeren, meevoeren en opslaan.

Belangrijke aandachtspunten zijn:

a.      Van alle af te voeren en op te slagenzaken moet een proces-verbaal worden opgemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.

b.      Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.

c.      Wanneer een meegevoerde en opgeslagen zaak niet binnen dertien weken nadat zij is meegevoerd, kan worden teruggegeven, kan het bestuursorgaan de zaak verkopen. Het bestuursorgaan kan de zaak eerder verkopen wanneer de verwacht opbrengst bij verkoop niet opweegt tegen de kosten voor het opslaan en het verkopen. Verkoop mag evenwel niet plaatsvinden binnen twee weken na de verstrekking van het afschrift van het proces-verbaal van meevoeren en opslaan, tenzij het gevaarlijke stoffen of eerder aan bederf onderhevige stoffen betreft.

d.     Indien naar het oordeel van het bestuursorgaan verkoop niet mogelijk is, kan het de zaak om niet aan een derde in eigendom worden overdragen, vernietigd worden (of als afval worden afgevoerd.  

e.      Wettelijke basis: artikel 5:29 en 5:30 Algemene wet bestuursrecht.

f.       Kanttekening: wat in het ‘economisch verkeer’ als waardevol of als niet waardevol kan worden beschouwd is voor degene die lijdt aan hoarding disorder soms/vaak volstrekt irrelevant. Voorbeelden:

·        iemand kan gehecht zijn aan een oude krant waarin een overleden familielid aantekeningen heeft gemaakt;

·        een complete keukeninventaris met een kostbare cassette-bestek kan in de ogen van iemand die aan hoarding disorder lijdt minder waardevol zijn dan juist dat ene kinderbestekje dat als cadeautje bij zijn/haar geboorte door een tante geschonken is.      

 

 5.      Verhaal van kosten

De regel is dat de kosten van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder.

Bij het kostenverhaal bij bestuursdwang gelden bijzondere regels.

a.      De overheid maakt kosten om een overtreding op te ruimen en deze moeten worden vergoed door de overtreder. In het besluit tot het opleggen van de last onder bestuursdwang moet al zijn opgenomen dat de kosten zullen worden verhaald.

b.      Wettelijke basis: artikel 5:29 en 5:30 Algemene wet bestuursrecht.

c.      In situaties waarin sprake is van hoarding disorder ligt het echter iets genuanceerder met het verhalen van kosten. In een richtingbepalende hoarding- uitspraak van de Raad van State (met ECLI- nummer is overwogen dat een gemeente bij het verhalen van de kosten voor het leeghalen van een woning behoort af te wegen in hoeverre een overtreding verwijtbaar is. In deze casus ging het over “niet verwijtbaarheid als gevolg van een objectief vastgestelde psychische stoornis van de overtreder (hoarding disorder).

6.      Interventiematrix Landelijke Handhavingstrategie en Clutter Image Rating Scale

In hoofdstuk 3 van de Landelijke Handhavingstrategie (LHS) is een interventiematrix opgenomen (zie bijlage 2). In deze matrix zijn 16 posities weergegeven. De handhaver beoordeelt de situatie waarin een handhavingsinterventie moet worden verricht aan de hand van de volgende factoren.

       De ernst van de (mogelijke) gevolgen van overtredingen: ‘vrijwel nihil’, ‘beperkt’, ‘van belang’ of ‘aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar’.

       Het gedrag van de overtreder: ‘goedwillend’, ‘onverschillig’, ‘calculerend’ of ‘bewust en structureel/ crimineel’.

De handhaver kan daarbij rekening houden met verzwarende of verzachtende argumenten. In de LHS en bijbehorende interventiematrix is aangegeven welke afstemming gewenst/noodzakelijk is met strafrechtelijke maatregelen. Deze strafrechtelijke afstemming is niet of nauwelijks relevant in   hoarding-situaties. De LHS biedt een algemeen beleidskader en is (uiteraard) niet toegesneden op het handhavend optreden in situaties van overtredingen bij hoarding disorder. De classificatie van het gedrag van de ‘overtreder’ in 4 categorieën zoals hierboven aangegeven lijkt niet meteen het meest passende stramien om iemand die lijdt aan hoarding disorder in een hokje te plaatsen.  

De cluttermatrix van de Clutter Image Rating Scale (CIRS) is ontworpen en geschikt voor de determinatie van de ernst van een hoarding-situatie maar is (uiteraard) niet specifiek gericht op het vaststellen van overtredingen van de Woningwet en/of het Bouwbesluit.

Voor de noodzakelijke samenwerking in het werkveld zou een aanvullende checklist of misschien wel een (3e) matrix kunnen worden samengesteld waarin met verwijzing naar de interventiematrix en de cluttermatrix situaties worden weergegeven waarin:

1.      sprake is van overtredingen (ten aanzien van veiligheid, gezondheid, overlast) inclusief de ernst van de (mogelijke) gevolgen van de overtredingen;

2.      welke interventies passend zijn, rekening houdend met kenmerkende eigenschappen van hoarding-gedrag, met vermelding van de gewenste inzet van betrokken instanties/disciplines/personen.

Denkbaar is ook dat een concept “landelijke handhavingsstrategie voor hoarding situaties” wordt opgesteld. Het spreekt waarschijnlijk voor zich een dat initiatieven voor het opstellen van zo’n 3e matrix of een landelijke handhavingsstrategie voor hoarding situaties’ het best kan worden opgepakt door mensen uit verschillende disciplines.

 

Bijlage 1        aangehaalde wettelijke bepalingen

Artikel 1a Woningwet

1.      De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

2.      Een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

3.      De eigenaar van een bouwwerk of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen onderzoekt, of laat onderzoek uitvoeren naar, de staat van dat bouwwerk, voor zover dat bouwwerk behoort tot bij ministeriële regeling vast te stellen categorieën bouwwerken waarvan is vast komen te staan dat die een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kunnen opleveren.

Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven omtrent het onderzoek.

 

Artikel 7.10. Restrisico brandgevaar en ontwikkeling van brand

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:

a.      brandgevaar wordt veroorzaakt, of

b.       bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt.

 

Artikel 7.16. Restrisico veilig vluchten bij brand

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen te veroorzaken waardoor:

a.      melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;

b.      het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of

c.       het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.

 

Artikel 7.21. Zindelijke staat van bouwwerken, open erven en terreinen

Een bouwwerk, open erf en terrein bevindt zich in een zodanig zindelijke staat, dat dit geen hinder voor personen en geen gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van personen oplevert.

 

Artikel 7.22. Restrisico gebruik bouwwerken, open erven en terreinen

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:

a.      op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid;

b.      overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;

c.       op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein, of

d.      instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt.

 

Artikel 125 Gemeentewet

1.      Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

2.      De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.

3.      De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

4.      Een bestuurscommissie bezit de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is overgedragen.

 

Artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

a.      een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b.      de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

 

Artikel 5:23 Algemene wet bestuursrecht

Deze afdeling (“afdeling 5.3.1. Last onder bestuursdwang”) is niet van toepassing op optreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

 

Artikel 5:24 Algemene wet bestuursrecht

1.      De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.

2.      De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.

3.      De last onder bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.

Artikel 5:25 Algemene wet bestuursrecht

1.      De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

2.      De last vermeldt in hoeverre de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder zullen worden gebracht.

3.      Tot de kosten van bestuursdwang behoren de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd.

4.      De kosten van voorbereiding van bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last geen bestuursdwang is toegepast.

5.      Tot de kosten van bestuursdwang behoren tevens de kosten van vergoeding van schade ingevolge artikel 5:27, zesde lid.

6.      Het bestuursorgaan stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast.

 

Artikel 5:27 Algemene wet bestuursrecht

1.      Om bestuursdwang toe te passen, hebben door het bestuursorgaan aangewezen personen toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

2.      Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het geven van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.

3.      Een plaats die niet bij de overtreding is betrokken, wordt niet betreden dan nadat het bestuursorgaan dit de rechthebbende ten minste achtenveertig uren tevoren schriftelijk heeft aangezegd.

4.      Het derde lid geldt niet, indien tijdige aanzegging wegens de vereiste spoed niet mogelijk is. De aanzegging geschiedt dan zo spoedig mogelijk.

5.      De aanzegging omschrijft de wijze waarop het betreden zal plaatsvinden.

6.      Het bestuursorgaan vergoedt de schade die door het betreden van een plaats als bedoeld in het derde lid wordt veroorzaakt, voor zover deze redelijkerwijs niet ten laste van de rechthebbende behoort te komen, onverminderd het recht tot verhaal van deze schade op de overtreder ingevolge artikel 5:25, vijfde lid.

 Artikel 5:28 Algemene wet bestuursrecht

Het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast, is bevoegd tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt.

Artikel 5:29 Algemene wet bestuursrecht

1.      Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.

2.      Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.

3.      Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.

4.      Het bestuursorgaan kan de teruggave opschorten totdat de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten zijn voldaan.

5.      Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is, kan het bestuursorgaan de teruggave opschorten totdat de kosten van bewaring zijn voldaan.

Artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht

1.      Indien een meegevoerde en opgeslagen zaak niet binnen dertien weken nadat zij is meegevoerd, kan worden teruggegeven, kan het bestuursorgaan de zaak verkopen.

2.      Het bestuursorgaan kan de zaak eerder verkopen, zodra de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten, vermeerderd met de voor de verkoop geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van de zaak onevenredig hoog worden.

3.      Verkoop vindt evenwel niet plaats binnen twee weken na de verstrekking van het afschrift van het proces-verbaal van meevoeren en opslaan, tenzij het gevaarlijke stoffen of eerder aan bederf onderhevige stoffen betreft.

4.      Gedurende drie jaren na het tijdstip van verkoop heeft degene die op dat tijdstip eigenaar was, recht op de opbrengst van de zaak onder aftrek van de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten en de kosten van de verkoop. Na het verstrijken van deze termijn vervalt een batig saldo aan het bestuursorgaan.

5.      Indien naar het oordeel van het bestuursorgaan verkoop niet mogelijk is, kan het de zaak om niet aan een derde in eigendom overdragen of laten vernietigen. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Bijlage 2        Interventiematrix uit de Landelijke Handhavingstrategie (LHS)

ECLI:NL:RVS:2019:1261, Raad van State, 201805129/1/A3 

Literatuur/websites

 

·        Handhaving door en voor gemeenten – VNG

https://vng.nl/sites/default/files/2019-11/handhaving-door_20191017.pdf

·        Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) https://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/handhaving/landelijke/